Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/123947269.webp
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
overvake
Alt her blir overvaka av kamera.
cms/verbs-webp/114379513.webp
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
dekke
Vassliljene dekkjer vatnet.
cms/verbs-webp/47969540.webp
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
bli blind
Mannen med merka har blitt blind.
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
sove lenge
Dei vil endeleg sove lenge ein natt.
cms/verbs-webp/49585460.webp
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
ende opp
Korleis ende vi opp i denne situasjonen?
cms/verbs-webp/116835795.webp
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
ankomme
Mange folk ankommer med bobil på ferie.
cms/verbs-webp/119613462.webp
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
vente
Søstera mi ventar eit barn.
cms/verbs-webp/78773523.webp
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
auke
Befolkninga har auka betydelig.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
diskutere
Kollegaene diskuterer problemet.
cms/verbs-webp/64053926.webp
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
overkomme
Idrettsutøvarane overkom fossen.
cms/verbs-webp/96628863.webp
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
spare
Jenta sparar lommepengane sine.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
forbedre
Ho vil forbedre figuren sin.