Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
vurdere
Han vurderer firmaets prestasjon.
cms/verbs-webp/122638846.webp
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
gjere mållaus
Overraskinga gjer ho mållaus.
cms/verbs-webp/122079435.webp
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
auke
Firmaet har auka inntektene sine.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
møte
Av og til møtest dei i trappa.
cms/verbs-webp/33463741.webp
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
opne
Kan du vere så snill og opne denne boksen for meg?
cms/verbs-webp/34664790.webp
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
bli slått
Den svakare hunden blir slått i kampen.
cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
krevje
Barnebarnet mitt krev mykje frå meg.
cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
vinne
Han prøver å vinne i sjakk.
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignorere
Barnet ignorerer mora si sine ord.
cms/verbs-webp/123213401.webp
haten
De twee jongens haten elkaar.
hate
Dei to gutane hatar kvarandre.
cms/verbs-webp/125884035.webp
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
overraske
Ho overraska foreldra med ei gåve.
cms/verbs-webp/86583061.webp
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
betale
Ho betalte med kredittkort.