Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/31726420.webp
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
vende seg
Dei vender seg mot kvarandre.
cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
stoppe
Du må stoppe ved raudt lys.
cms/verbs-webp/113966353.webp
serveren
De ober serveert het eten.
servere
Kelneren serverer maten.
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
passere
Dei to passerer kvarandre.
cms/verbs-webp/100634207.webp
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
forklare
Ho forklarer han korleis apparatet fungerer.
cms/verbs-webp/120128475.webp
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
tenke
Ho må alltid tenke på han.
cms/verbs-webp/27564235.webp
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
arbeide med
Han må arbeide med alle desse filene.
cms/verbs-webp/118253410.webp
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
bruke
Ho brukte all pengane sine.
cms/verbs-webp/78973375.webp
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
få sjukmelding
Han må få ein sjukmelding frå legen.
cms/verbs-webp/94482705.webp
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
oversette
Han kan oversette mellom seks språk.
cms/verbs-webp/78773523.webp
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
auke
Befolkninga har auka betydelig.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publisere
Reklame blir ofte publisert i aviser.