Ordforråd
Lær verb – Dutch

dansen
Ze dansen verliefd een tango.
danse
Dei dansar tango i kjærleik.

zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
søke
Eg søkjer etter sopp om hausten.

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
miste
Vent, du har mista lommeboka di!

beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
skildre
Korleis kan ein skildre fargar?

straffen
Ze strafte haar dochter.
straffe
Ho straffa dottera si.

zien
Je kunt beter zien met een bril.
sjå
Du kan sjå betre med briller.

branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
brenne
Kjøtet må ikkje brenne på grillen.

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
ringje
Høyrer du klokka ringje?

voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
passere
Middelalderperioden har passert.

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
setje til side
Eg vil setje til side litt pengar kvar månad til seinare.

houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
like
Ho liker sjokolade betre enn grønsaker.
