Woordenlijst

Deens – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/102238862.webp
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
cms/verbs-webp/5161747.webp
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
cms/verbs-webp/4553290.webp
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
cms/verbs-webp/89635850.webp
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/123367774.webp
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
cms/verbs-webp/94312776.webp
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
cms/verbs-webp/108556805.webp
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/84943303.webp
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.