Woordenlijst

Koreaans – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
cms/verbs-webp/51573459.webp
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
cms/verbs-webp/107407348.webp
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
cms/verbs-webp/121180353.webp
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/102677982.webp
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/71991676.webp
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
cms/verbs-webp/47241989.webp
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/84365550.webp
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/18316732.webp
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/100298227.webp
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
cms/verbs-webp/120900153.webp
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.