Woordenlijst

Thai – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/123170033.webp
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/77883934.webp
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
cms/verbs-webp/123211541.webp
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/97593982.webp
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
cms/verbs-webp/120509602.webp
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/33564476.webp
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/117421852.webp
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.