Woordenlijst

Thai – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/120193381.webp
trouwen
Het stel is net getrouwd.
cms/verbs-webp/119895004.webp
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/77883934.webp
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
cms/verbs-webp/122010524.webp
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/95056918.webp
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/123546660.webp
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/125376841.webp
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/113136810.webp
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
cms/verbs-webp/87142242.webp
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.