Woordenlijst

Thai – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/68435277.webp
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
cms/verbs-webp/47062117.webp
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/31726420.webp
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/28993525.webp
meekomen
Kom nu mee!
cms/verbs-webp/87994643.webp
wandelen
De groep wandelde over een brug.
cms/verbs-webp/105623533.webp
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
cms/verbs-webp/110401854.webp
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
cms/verbs-webp/122079435.webp
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/125385560.webp
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/94555716.webp
worden
Ze zijn een goed team geworden.