Woordenlijst

Zweeds – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/125319888.webp
bedekken
Ze bedekt haar haar.
cms/verbs-webp/89869215.webp
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
cms/verbs-webp/18316732.webp
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/43956783.webp
weglopen
Onze kat is weggelopen.
cms/verbs-webp/108520089.webp
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/85623875.webp
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/67624732.webp
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
cms/verbs-webp/108991637.webp
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
cms/verbs-webp/105934977.webp
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
cms/verbs-webp/123834435.webp
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.