Woordenlijst

Sloveens – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/28581084.webp
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
cms/verbs-webp/107407348.webp
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
cms/verbs-webp/125884035.webp
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/123648488.webp
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
cms/verbs-webp/108350963.webp
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/104818122.webp
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/67880049.webp
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/47225563.webp
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/71991676.webp
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/15353268.webp
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.