Woordenlijst

Deens – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/129300323.webp
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/110322800.webp
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/121102980.webp
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/40326232.webp
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/90554206.webp
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/101938684.webp
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
cms/verbs-webp/110045269.webp
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/102447745.webp
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/92266224.webp
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
cms/verbs-webp/103797145.webp
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
cms/verbs-webp/99951744.webp
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
cms/verbs-webp/116166076.webp
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.