Woordenlijst

торговать

Люди торгуют б/у мебелью.

torgovat‘

Lyudi torguyut b/u mebel‘yu.

handelen

Mensen handelen in gebruikte meubels.

бросать

Он злобно бросает компьютер на пол.

brosat‘

On zlobno brosayet komp‘yuter na pol.

gooien

Hij gooit zijn computer boos op de grond.

помолвиться

Они тайно помолвились!

pomolvit‘sya

Oni tayno pomolvilis‘!

verloven

Ze hebben stiekem verloofd!

выпускать

Издатель выпускает эти журналы.

vypuskat‘

Izdatel‘ vypuskayet eti zhurnaly.

uitgeven

De uitgever geeft deze tijdschriften uit.

кормить

Дети кормят лошадь.

kormit‘

Deti kormyat loshad‘.

voeden

De kinderen voeden het paard.

перевозить

Грузовик перевозит товары.

perevozit‘

Gruzovik perevozit tovary.

vervoeren

De vrachtwagen vervoert de goederen.

отправлять

Я отправил вам сообщение.

otpravlyat‘

YA otpravil vam soobshcheniye.

sturen

Ik heb je een bericht gestuurd.

жениться/выйти замуж

Несовершеннолетние не могут жениться.

zhenit‘sya/vyyti zamuzh

Nesovershennoletniye ne mogut zhenit‘sya.

trouwen

Minderjarigen mogen niet trouwen.

меняться

Свет поменялся на зеленый.

menyat‘sya

Svet pomenyalsya na zelenyy.

veranderen

Het licht veranderde in groen.

встречать

Друзья встретились на общий ужин.

vstrechat‘

Druz‘ya vstretilis‘ na obshchiy uzhin.

ontmoeten

De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

требовать

Он требовал компенсации от человека, с которым у него была авария.

trebovat‘

On treboval kompensatsii ot cheloveka, s kotorym u nego byla avariya.

eisen

Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

подтверждать

Она могла подтвердить хорошие новости своему мужу.

podtverzhdat‘

Ona mogla podtverdit‘ khoroshiye novosti svoyemu muzhu.

bevestigen

Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.