Woordenlijst

Grieks – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/119520659.webp
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
cms/verbs-webp/43956783.webp
weglopen
Onze kat is weggelopen.
cms/verbs-webp/99169546.webp
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
cms/verbs-webp/59552358.webp
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/100434930.webp
eindigen
De route eindigt hier.
cms/verbs-webp/115224969.webp
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/21689310.webp
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/109657074.webp
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
cms/verbs-webp/130938054.webp
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.