אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית

voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
לעבור
הרכבת עוברת לידנו.

plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
היה לנו
היה לנו כיף בפארק השעשועים!

betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
לשלם
היא שולמת באינטרנט בכרטיס אשראי.

walgen van
Ze walgde van spinnen.
מתועבת
היא מתועבת מעכבישים.

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
לשכוח
היא לא רוצה לשכוח את העבר.

omgaan
Men moet met problemen omgaan.
להתמודד
צריך להתמודד עם בעיות.

bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
לצלצל
מי צלצל לדלת?

veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
גורם
הסוכר גורם למחלות רבות.

verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
להסיר
איך ניתן להסיר כתם יין אדום?

naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
באה
המזל בא אליך.

klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
לה sounding כמו
הקול שלה נשמע מדהים.
