لغت
یادگیری افعال – هلندی

eisen
Hij eist compensatie.
خواستن
او خسارت میخواهد.

geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
دادن
پسر عمو چه چیزی را به دوست دخترش برای تولدش داد؟

achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
تعقیب کردن
کابوی اسبها را تعقیب میکند.

worden
Ze zijn een goed team geworden.
شدن
آنها تیم خوبی شدهاند.

gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
اتفاق افتادن
چیز بدی اتفاق افتاده است.

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
حرکت کردن
وقتی چراغ عوض شد، اتومبیلها حرکت کردند.

verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
مرتبط بودن
همه کشورهای زمین با یکدیگر مرتبط هستند.

wachten
We moeten nog een maand wachten.
انتظار کشیدن
ما هنوز باید یک ماه صبر کنیم.

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
عبور کردن
آب خیلی بالا بود؛ کامیون نتوانست عبور کند.

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
بهبود بخشیدن
او میخواهد به فیگور خود بهبود ببخشد.

noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
نام بردن
چند کشور میتوانی نام ببری؟
