المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
توقف
يجب أن تتوقف عند الإشارة الحمراء.

repareren
Hij wilde de kabel repareren.
يصلح
أراد أن يصلح الكابل.

protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
يحتج
الناس يحتجون ضد الظلم.

genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
نولد
نحن نولد الكهرباء باستخدام الرياح وأشعة الشمس.

sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
تساقط
تساقط الثلج كثيرًا اليوم.

doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
كنت يجب أن تفعل
كنت يجب أن تفعل ذلك قبل ساعة!

bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
عرف
ليس لديها معرفة بالكهرباء.

met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
أذهب بالقطار
سأذهب هناك بالقطار.

overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
تفوق
الحيتان تتفوق على جميع الحيوانات في الوزن.

rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
يرن
الجرس يرن كل يوم.

knippen
De kapper knipt haar haar.
تقص
الحلاقة تقص شعرها.
