المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

dragen
De ezel draagt een zware last.
يحمل
الحمار يحمل حمولة ثقيلة.

plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
يستمتع
استمتعنا كثيرًا في المدينة الترفيهية!

verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
ظهر
ظهر سمك ضخم فجأة في الماء.

bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
بُني
متى بُني السور العظيم في الصين؟

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
لمس
الفلاح يلمس نباتاته.

vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
نسيت
هي نسيت اسمه الآن.

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
فرز
يحب فرز طوابعه.

beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
بدأ
تبدأ حياة جديدة بالزواج.

stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
صوت
يصوت المرء لأو ضد مرشح.

ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
يتناول الإفطار
نفضل تناول الإفطار في السرير.

spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
تحدث
يتحدث إلى جمهوره.
