المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
استدعى
كم دولة يمكنك استدعاء اسمها؟

afwassen
Ik hou niet van afwassen.
غسل
لا أحب غسل الأطباق.

teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
يعود
لا يستطيع العودة وحده.

vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
نخاف
نخشى أن يكون الشخص مصابًا بجروح خطيرة.

ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
يطورون
هم يطورون استراتيجية جديدة.

parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
موقوفة
الدراجات موقوفة أمام المنزل.

uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
يجب أن يتم قطع
يجب أن يتم قطع الأشكال.

brengen
De koerier brengt een pakketje.
يجلب
يجلب الرسول حزمة.

toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
أضاف
أضافت بعض الحليب إلى القهوة.

smaken
Dit smaakt echt goed!
تذوق
هذا يتذوق بشكل جيد حقًا!

rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
يدور
السيارات تدور في دائرة.
