المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
التقوا
التقوا لأول مرة على الإنترنت.

stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
توقف
يجب أن تتوقف عند الإشارة الحمراء.

geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
أنفق
علينا أن ننفق الكثير من المال على الإصلاحات.

met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
أذهب بالقطار
سأذهب هناك بالقطار.

protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
يحتج
الناس يحتجون ضد الظلم.

verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
يسر
الهدف يسر مشجعي كرة القدم الألمان.

bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
رن
من الذي رن الجرس الباب؟

doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
سمح بالمرور
هل يجب السماح للاجئين بالمرور عبر الحدود؟

weggeven
Ze geeft haar hart weg.
تعطي
تعطي قلبها.

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
يرن
هل تسمع الجرس يرن؟

trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
تدرب
الرياضيون المحترفون يتدربون كل يوم.
