المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
استدعى
كم دولة يمكنك استدعاء اسمها؟
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
يبلغ
كل الذين على متن السفينة يبلغون إلى القبطان.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
يقسم
يقسمون أعمال المنزل بينهم.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
تحتضن
الأم تحتضن قدمي الطفل الصغيرتين.
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
رسمت
رسمت لك صورة جميلة!
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
يكمل
هو يكمل مسار الجري الخاص به كل يوم.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
دفع
توقفت السيارة وكان يجب دفعها.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
حدد
الأسوار تحد من حريتنا.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
سجل
تريد أن تسجل فكرتها التجارية.
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
لا تدع نفسك
لا تدع نفسك تتأثر بالآخرين!
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
تختار
تختار زوج جديد من النظارات الشمسية.