المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
قوي
الجمباز يقوي العضلات.

rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
يركبون
يركبون بأسرع ما يمكن.

trainen
De hond wordt door haar getraind.
تدرب
الكلب يتدرب من قبلها.

vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
ترجم
يمكنه الترجمة بين ست لغات.

vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
قل
لدي شيء مهم أود أن أقوله لك.

vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
حدد
التاريخ يتم تحديده.

controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
يفحص
الميكانيكي يفحص وظائف السيارة.

bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
يسلم
هو يسلم البيتزا إلى المنازل.

bevelen
Hij beveelt zijn hond.
يأمر
هو يأمر كلبه.

protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
يحتج
الناس يحتجون ضد الظلم.

moeten
Hij moet hier uitstappen.
يجب
يجب أن ينزل هنا.
