Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
работать
Мотоцикл сломан; он больше не работает.
cms/verbs-webp/63645950.webp
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
бежать
Она бежит каждое утро на пляже.
cms/verbs-webp/9435922.webp
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
приближаться
Улитки приближаются друг к другу.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
проезжать мимо
Поезд проезжает мимо нас.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
представлять
Он представляет свою новую девушку родителям.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
встречать
Иногда они встречаются на лестнице.
cms/verbs-webp/101158501.webp
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
благодарить
Он поблагодарил ее цветами.
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
промахнуться
Он промахнулся мимо гвоздя и поранился.
cms/verbs-webp/45022787.webp
doden
Ik zal de vlieg doden!
убивать
Я убью муху!
cms/verbs-webp/122394605.webp
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
менять
Автомеханик меняет шины.
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
использовать
Мы используем противогазы в огне.
cms/verbs-webp/92384853.webp
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
подходить
Этот путь не подходит для велосипедистов.