Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/123492574.webp
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
тренировать
Профессиональные спортсмены должны тренироваться каждый день.
cms/verbs-webp/49853662.webp
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
расписывать
Художники расписали всю стену.
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
звучать
Ее голос звучит фантастически.
cms/verbs-webp/93697965.webp
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
ездить
Машины ездят по кругу.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
развернуться
Вам нужно развернуть машину здесь.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
говорить
С ним нужно поговорить; ему так одиноко.
cms/verbs-webp/27076371.webp
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
принадлежать
Моя жена принадлежит мне.
cms/verbs-webp/47225563.webp
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
думать
В карточных играх нужно думать наперед.
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
превосходить
Киты превосходят всех животных по весу.
cms/verbs-webp/3819016.webp
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
промахнуться
Он промахнулся и не забил гол.
cms/verbs-webp/43532627.webp
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
жить
Они живут в коммунальной квартире.
cms/verbs-webp/122479015.webp
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
резать
Ткань режется по размеру.