Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/85968175.webp
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
повреждать
В аварии было повреждено две машины.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
парковаться
Велосипеды припаркованы перед домом.
cms/verbs-webp/117284953.webp
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
выбирать
Она выбирает новые солнцезащитные очки.
cms/verbs-webp/57574620.webp
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
разносить
Наша дочь разносит газеты во время каникул.
cms/verbs-webp/91442777.webp
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
наступать
Я не могу наступать на землю этой ногой.
cms/verbs-webp/122470941.webp
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
отправлять
Я отправил вам сообщение.
cms/verbs-webp/99633900.webp
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
исследовать
Люди хотят исследовать Марс.
cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
защищать
Два друга всегда хотят защищать друг друга.
cms/verbs-webp/121112097.webp
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
красить
Я нарисовал для вас красивую картину!
cms/verbs-webp/122707548.webp
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
стоять
Горный лазатель стоит на пике.
cms/verbs-webp/127720613.webp
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
скучать
Ему очень не хватает своей девушки.
cms/verbs-webp/61575526.webp
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
уступать
Многие старые дома должны уступить место новым.