Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/107407348.webp
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
путешествовать
Я много путешествовал по миру.
cms/verbs-webp/28642538.webp
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
оставлять стоять
Сегодня многие должны оставить свои машины стоять.
cms/verbs-webp/120086715.webp
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
завершать
Ты можешь завершить этот пазл?
cms/verbs-webp/89636007.webp
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
подписывать
Он подписал контракт.
cms/verbs-webp/78932829.webp
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
поддерживать
Мы поддерживаем творчество нашего ребенка.
cms/verbs-webp/90554206.webp
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
докладывать
Она сообщает скандал своей подруге.
cms/verbs-webp/90821181.webp
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
победить
Он победил своего соперника в теннисе.
cms/verbs-webp/123834435.webp
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
вернуть
Устройство неисправно; продавец должен вернуть его.
cms/verbs-webp/108118259.webp
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
забыть
Она теперь забыла его имя.
cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
объяснять
Дедушка объясняет миру своего внука.
cms/verbs-webp/115373990.webp
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
появляться
В воде внезапно появилась огромная рыба.
cms/verbs-webp/96668495.webp
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
печатать
Книги и газеты печатаются.