Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/127620690.webp
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
облагать налогом
Компании облагаются налогами различными способами.
cms/verbs-webp/89636007.webp
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
подписывать
Он подписал контракт.
cms/verbs-webp/50772718.webp
annuleren
Het contract is geannuleerd.
отменить
Договор был отменен.
cms/verbs-webp/128159501.webp
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
смешивать
Различные ингредиенты нужно смешать.
cms/verbs-webp/96668495.webp
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
печатать
Книги и газеты печатаются.
cms/verbs-webp/102731114.webp
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
публиковать
Издатель выпустил много книг.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
преследовать
Ковбой преследует лошадей.
cms/verbs-webp/111750395.webp
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
возвращаться
Он не может вернуться один.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
уничтожать
Файлы будут полностью уничтожены.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
увольнять
Босс уволил его.
cms/verbs-webp/89869215.webp
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
ударять
Они любят ударять, но только в настольном футболе.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
отправлять
Он отправляет письмо.