Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/86215362.webp
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
отправлять
Эта компания отправляет товары по всему миру.
cms/verbs-webp/125376841.webp
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
смотреть
В отпуске я посмотрел много достопримечательностей.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
влиять
Не позволяйте другим влиять на вас!
cms/verbs-webp/99633900.webp
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
исследовать
Люди хотят исследовать Марс.
cms/verbs-webp/101938684.webp
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
выполнять
Он выполняет ремонт.
cms/verbs-webp/122632517.webp
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
идти наперекосяк
Сегодня всё идёт наперекосяк!
cms/verbs-webp/94482705.webp
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
переводить
Он может переводить на шесть языков.
cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
сидеть
Много людей сидят в комнате.
cms/verbs-webp/32685682.webp
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
осознавать
Ребенок осознает спор своих родителей.
cms/verbs-webp/47737573.webp
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
интересоваться
Наш ребенок очень интересуется музыкой.
cms/verbs-webp/117658590.webp
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
вымирать
Многие животные вымерли сегодня.
cms/verbs-webp/128782889.webp
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
поражаться
Она поразилась, получив новости.