Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
жечь
Мясо не должно обжигаться на гриле.
cms/verbs-webp/95625133.webp
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
любить
Она очень любит своего кота.
cms/verbs-webp/125376841.webp
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
смотреть
В отпуске я посмотрел много достопримечательностей.
cms/verbs-webp/96668495.webp
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
печатать
Книги и газеты печатаются.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
инвестировать
Во что нам следует инвестировать наши деньги?
cms/verbs-webp/110056418.webp
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
произносить речь
Политик произносит речь перед многими студентами.
cms/verbs-webp/119302514.webp
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
звонить
Девочка звонит своему другу.
cms/verbs-webp/47969540.webp
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
ослепнуть
Человек с значками ослеп.
cms/verbs-webp/113393913.webp
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
останавливаться
Такси остановились на остановке.
cms/verbs-webp/84476170.webp
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
требовать
Он требовал компенсации от человека, с которым у него была авария.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
развернуться
Вам нужно развернуть машину здесь.
cms/verbs-webp/93221279.webp
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
гореть
В камине горит огонь.