Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/116835795.webp
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
прибывать
Многие люди прибывают на каникулы на автодомах.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
улучшать
Она хочет улучшить свою фигуру.
cms/verbs-webp/40477981.webp
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
знакомиться
Она не знакома с электричеством.
cms/verbs-webp/130288167.webp
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
убирать
Она убирает на кухне.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
лежать
Дети лежат вместе на траве.
cms/verbs-webp/111615154.webp
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
везти назад
Мать везет дочь домой.
cms/verbs-webp/110667777.webp
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
отвечать
Врач отвечает за терапию.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
красить
Автомобиль красят в синий цвет.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
допускать ошибку
Думайте внимательно, чтобы не допустить ошибки!
cms/verbs-webp/102447745.webp
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
отменять
К сожалению, он отменил встречу.
cms/verbs-webp/106665920.webp
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
чувствовать
Мать чувствует к своему ребенку много любви.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
обнаруживать
Моряки обнаружили новую землю.