Woordenlijst

тронуться

Когда загорелся свет, машины тронулись.

tronut‘sya

Kogda zagorelsya svet, mashiny tronulis‘.

wegrijden

Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

повреждать

В аварии было повреждено две машины.

povrezhdat‘

V avarii bylo povrezhdeno dve mashiny.

beschadigen

Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

строить

Дети строят высокую башню.

stroit‘

Deti stroyat vysokuyu bashnyu.

bouwen

De kinderen bouwen een hoge toren.

обобщать

Вам нужно обобщить ключевые моменты этого текста.

obobshchat‘

Vam nuzhno obobshchit‘ klyuchevyye momenty etogo teksta.

samenvatten

Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.

закрывать

Ребенок закрывает уши.

zakryvat‘

Rebenok zakryvayet ushi.

bedekken

Het kind bedekt zijn oren.

отказываться

Ребенок отказывается от еды.

otkazyvat‘sya

Rebenok otkazyvayetsya ot yedy.

weigeren

Het kind weigert zijn eten.

рассказать

У меня есть что-то важное, чтобы рассказать тебе.

rasskazat‘

U menya yest‘ chto-to vazhnoye, chtoby rasskazat‘ tebe.

vertellen

Ik heb iets belangrijks te vertellen.

идти домой

Он идет домой после работы.

idti domoy

On idet domoy posle raboty.

naar huis gaan

Hij gaat na het werk naar huis.

кататься

Они катаются так быстро, как могут.

katat‘sya

Oni katayutsya tak bystro, kak mogut.

rijden

Ze rijden zo snel als ze kunnen.

красить

Она покрасила свои руки.

krasit‘

Ona pokrasila svoi ruki.

schilderen

Ze heeft haar handen geschilderd.

случаться

Во снах происходят странные вещи.

sluchat‘sya

Vo snakh proiskhodyat strannyye veshchi.

gebeuren

Vreemde dingen gebeuren in dromen.

повторять год

Студент повторяет год.

povtoryat‘ god

Student povtoryayet god.

overdoen

De student heeft een jaar overgedaan.