Woordenlijst

Japans – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/35862456.webp
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/78073084.webp
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
cms/verbs-webp/111160283.webp
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/108014576.webp
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/44159270.webp
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/121870340.webp
rennen
De atleet rent.
cms/verbs-webp/123648488.webp
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
cms/verbs-webp/87994643.webp
wandelen
De groep wandelde over een brug.
cms/verbs-webp/121180353.webp
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/104849232.webp
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.