Woordenlijst

подружиться

Эти двое подружились.

podruzhit‘sya

Eti dvoye podruzhilis‘.

vrienden worden

De twee zijn vrienden geworden.

уходить

Он ушел с работы.

ukhodit‘

On ushel s raboty.

stoppen

Hij stopte met zijn baan.

заботиться

Наш дворник занимается уборкой снега.

zabotit‘sya

Nash dvornik zanimayetsya uborkoy snega.

zorgen voor

Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

отвечать

Она всегда отвечает первой.

otvechat‘

Ona vsegda otvechayet pervoy.

antwoorden

Zij antwoordt altijd eerst.

привыкать

Детям нужно привыкать чистить зубы.

privykat‘

Detyam nuzhno privykat‘ chistit‘ zuby.

wennen aan

Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

согласиться

Соседи не могли согласиться на цвет.

soglasit‘sya

Sosedi ne mogli soglasit‘sya na tsvet.

eens zijn

De buren konden het niet eens worden over de kleur.

прибывать

Он прибыл как раз вовремя.

pribyvat‘

On pribyl kak raz vovremya.

aankomen

Hij kwam net op tijd aan.

встречать

Иногда они встречаются на лестнице.

vstrechat‘

Inogda oni vstrechayutsya na lestnitse.

ontmoeten

Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

описывать

Как можно описать цвета?

opisyvat‘

Kak mozhno opisat‘ tsveta?

beschrijven

Hoe kun je kleuren beschrijven?

вымирать

Многие животные вымерли сегодня.

vymirat‘

Mnogiye zhivotnyye vymerli segodnya.

uitsterven

Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.

предпочитать

Наша дочь не читает книг; она предпочитает свой телефон.

predpochitat‘

Nasha doch‘ ne chitayet knig; ona predpochitayet svoy telefon.

verkiezen

Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

активировать

Дым активировал сигнализацию.

aktivirovat‘

Dym aktiviroval signalizatsiyu.

activeren

De rook activeerde het alarm.