Woordenlijst

Hebreeuws – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
cms/verbs-webp/57574620.webp
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
cms/verbs-webp/51119750.webp
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
cms/verbs-webp/99207030.webp
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cms/verbs-webp/11579442.webp
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/100298227.webp
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/125385560.webp
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/93221270.webp
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
cms/verbs-webp/118232218.webp
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.