Woordenlijst

Duits – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
cms/verbs-webp/91442777.webp
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/79046155.webp
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
cms/verbs-webp/120624757.webp
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
cms/verbs-webp/102327719.webp
slapen
De baby slaapt.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/85871651.webp
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
cms/verbs-webp/73488967.webp
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
cms/verbs-webp/85677113.webp
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.