Woordenlijst

Arabisch – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/108014576.webp
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/85871651.webp
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
cms/verbs-webp/104135921.webp
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/128782889.webp
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
cms/verbs-webp/62788402.webp
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
cms/verbs-webp/119520659.webp
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
cms/verbs-webp/91603141.webp
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/55119061.webp
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/118011740.webp
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
cms/verbs-webp/91254822.webp
plukken
Ze plukte een appel.