Woordenlijst

Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/40946954.webp
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
cms/verbs-webp/115172580.webp
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/127554899.webp
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
cms/verbs-webp/121180353.webp
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/46565207.webp
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
cms/verbs-webp/50772718.webp
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cms/verbs-webp/118253410.webp
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/102238862.webp
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/116932657.webp
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/108580022.webp
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
cms/verbs-webp/89516822.webp
straffen
Ze strafte haar dochter.