Woordenlijst

парковаться

Велосипеды припаркованы перед домом.

parkovat‘sya

Velosipedy priparkovany pered domom.

parkeren

De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

ориентироваться

Я хорошо ориентируюсь в лабиринте.

oriyentirovat‘sya

YA khorosho oriyentiruyus‘ v labirinte.

de weg vinden

Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

покрывать

Она покрыла хлеб сыром.

pokryvat‘

Ona pokryla khleb syrom.

bedekken

Ze heeft het brood met kaas bedekt.

предлагать

Что вы предлагаете мне за мою рыбу?

predlagat‘

Chto vy predlagayete mne za moyu rybu?

aanbieden

Wat bied je me aan voor mijn vis?

платить

Она заплатила кредитной картой.

platit‘

Ona zaplatila kreditnoy kartoy.

betalen

Ze betaalde met een creditcard.

ограничивать

Следует ли ограничивать торговлю?

ogranichivat‘

Sleduyet li ogranichivat‘ torgovlyu?

beperken

Moet handel worden beperkt?

создавать

Он создал модель для дома.

sozdavat‘

On sozdal model‘ dlya doma.

creëren

Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

потреблять

Она употребляет кусочек торта.

potreblyat‘

Ona upotreblyayet kusochek torta.

consumeren

Ze consumeert een stukje taart.

повреждать

В аварии было повреждено две машины.

povrezhdat‘

V avarii bylo povrezhdeno dve mashiny.

beschadigen

Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

оставлять стоять

Сегодня многие должны оставить свои машины стоять.

ostavlyat‘ stoyat‘

Segodnya mnogiye dolzhny ostavit‘ svoi mashiny stoyat‘.

laten staan

Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

предпочитать

Наша дочь не читает книг; она предпочитает свой телефон.

predpochitat‘

Nasha doch‘ ne chitayet knig; ona predpochitayet svoy telefon.

verkiezen

Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

нанимать

Претендента взяли на работу.

nanimat‘

Pretendenta vzyali na rabotu.

aannemen

De sollicitant werd aangenomen.