Woordenlijst

Roemeens – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/125402133.webp
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
cms/verbs-webp/106608640.webp
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/99455547.webp
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
cms/verbs-webp/120509602.webp
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
cms/verbs-webp/74908730.webp
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/111892658.webp
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/57574620.webp
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/64053926.webp
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
cms/verbs-webp/117311654.webp
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/5135607.webp
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/123619164.webp
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.