Woordenlijst

выезжать

Сосед выезжает.

vyyezzhat‘

Sosed vyyezzhayet.

verhuizen

De buurman verhuist.

убеждать

Ей часто приходится убеждать свою дочь есть.

ubezhdat‘

Yey chasto prikhoditsya ubezhdat‘ svoyu doch‘ yest‘.

overtuigen

Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

заказывать

Она заказывает себе завтрак.

zakazyvat‘

Ona zakazyvayet sebe zavtrak.

bestellen

Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

перезвонить

Пожалуйста, перезвоните мне завтра.

perezvonit‘

Pozhaluysta, perezvonite mne zavtra.

terugbellen

Bel me morgen alstublieft terug.

рассказать

Она рассказала мне секрет.

rasskazat‘

Ona rasskazala mne sekret.

vertellen

Ze vertelde me een geheim.

любить

Она очень любит своего кота.

lyubit‘

Ona ochen‘ lyubit svoyego kota.

houden van

Ze houdt heel veel van haar kat.

следовать

Моя собака следует за мной, когда я бегаю.

sledovat‘

Moya sobaka sleduyet za mnoy, kogda ya begayu.

volgen

Mijn hond volgt me als ik jog.

сжигать

Огонь сожжет много леса.

szhigat‘

Ogon‘ sozhzhet mnogo lesa.

afbranden

Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

переехать

Велосипедиста сбила машина.

pereyekhat‘

Velosipedista sbila mashina.

aanrijden

Een fietser werd aangereden door een auto.

рожать

Она скоро родит.

rozhat‘

Ona skoro rodit.

bevallen

Ze zal binnenkort bevallen.

оставлять стоять

Сегодня многие должны оставить свои машины стоять.

ostavlyat‘ stoyat‘

Segodnya mnogiye dolzhny ostavit‘ svoi mashiny stoyat‘.

laten staan

Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

свисать

Гамак свисает с потолка.

svisat‘

Gamak svisayet s potolka.

hangen

De hangmat hangt aan het plafond.