Woordenlijst

случаться

С ним что-то случилось в рабочей аварии?

sluchat‘sya

S nim chto-to sluchilos‘ v rabochey avarii?

overkomen

Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?

ждать

Нам еще придется ждать месяц.

zhdat‘

Nam yeshche pridetsya zhdat‘ mesyats.

wachten

We moeten nog een maand wachten.

выключить

Она выключает электричество.

vyklyuchit‘

Ona vyklyuchayet elektrichestvo.

uitzetten

Ze zet de elektriciteit uit.

говорить

С ним нужно поговорить; ему так одиноко.

govorit‘

S nim nuzhno pogovorit‘; yemu tak odinoko.

praten met

Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

избавляться

От этих старых резиновых шин нужно избавляться отдельно.

izbavlyat‘sya

Ot etikh starykh rezinovykh shin nuzhno izbavlyat‘sya otdel‘no.

weggooien

Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

возвращаться

Бумеранг вернулся.

vozvrashchat‘sya

Bumerang vernulsya.

terugkomen

De boemerang kwam terug.

писать

Дети учатся писать.

pisat‘

Deti uchatsya pisat‘.

spellen

De kinderen leren spellen.

заразиться

Она заразилась вирусом.

zarazit‘sya

Ona zarazilas‘ virusom.

besmet raken

Ze raakte besmet met een virus.

играть

Ребенок предпочитает играть один.

igrat‘

Rebenok predpochitayet igrat‘ odin.

spelen

Het kind speelt liever alleen.

избегать

Она избегает своего коллегу.

izbegat‘

Ona izbegayet svoyego kollegu.

vermijden

Ze vermijdt haar collega.

бежать к

Девочка бежит к своей матери.

bezhat‘ k

Devochka bezhit k svoyey materi.

toelopen

Het meisje loopt naar haar moeder toe.

облагать налогом

Компании облагаются налогами различными способами.

oblagat‘ nalogom

Kompanii oblagayutsya nalogami razlichnymi sposobami.

belasten

Bedrijven worden op verschillende manieren belast.