単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/91930309.webp
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
輸入する
私たちは多くの国から果物を輸入します。
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
行く
あなたたちはどこへ行くのですか?
cms/verbs-webp/120686188.webp
studeren
De meisjes studeren graag samen.
勉強する
女の子たちは一緒に勉強するのが好きです。
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
貸し出す
彼は家を貸し出しています。
cms/verbs-webp/97188237.webp
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
踊る
彼らは恋に夢中でタンゴを踊っています。
cms/verbs-webp/96668495.webp
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
印刷する
書籍や新聞が印刷されています。
cms/verbs-webp/109542274.webp
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
通す
国境で難民を通すべきですか?
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
上回る
鯨は体重ですべての動物を上回ります。
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
決定する
彼女はどの靴を履くか決定できません。
cms/verbs-webp/106608640.webp
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
使用する
さらに小さな子供たちもタブレットを使用します。
cms/verbs-webp/23468401.webp
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
婚約する
彼らは秘密に婚約しました!
cms/verbs-webp/90292577.webp
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
通る
水位が高すぎて、トラックは通れませんでした。