Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
сидеть
Много людей сидят в комнате.
cms/verbs-webp/105224098.webp
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
подтверждать
Она могла подтвердить хорошие новости своему мужу.
cms/verbs-webp/33599908.webp
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
служить
Собаки любят служить своим хозяевам.
cms/verbs-webp/117311654.webp
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
нести
Они несут своих детей на спинах.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
принимать
Я не могу это изменить, мне приходится это принимать.
cms/verbs-webp/59250506.webp
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
предлагать
Она предложила полить цветы.
cms/verbs-webp/123298240.webp
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
встречать
Друзья встретились на общий ужин.
cms/verbs-webp/41935716.webp
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
заблудиться
В лесу легко заблудиться.
cms/verbs-webp/102631405.webp
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
забывать
Она не хочет забывать прошлое.
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
решать
Она не может решить, в каких туфлях идти.
cms/verbs-webp/88615590.webp
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
описывать
Как можно описать цвета?
cms/verbs-webp/99633900.webp
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
исследовать
Люди хотят исследовать Марс.