Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
тратить впустую
Энергию не следует тратить впустую.
cms/verbs-webp/56994174.webp
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
выходить
Что выходит из яйца?
cms/verbs-webp/116166076.webp
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
платить
Она платит онлайн кредитной картой.
cms/verbs-webp/110775013.webp
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
записывать
Она хочет записать свою бизнес-идею.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
проверять
Стоматолог проверяет прикус пациента.
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
идти
Куда вы оба идете?
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
обновлять
В наши дни вам нужно постоянно обновлять свои знания.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
отправлять
Товары будут отправлены мне в упаковке.
cms/verbs-webp/109071401.webp
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
обнимать
Мать обнимает маленькие ножки младенца.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
встречать
Иногда они встречаются на лестнице.
cms/verbs-webp/94153645.webp
huilen
Het kind huilt in het bad.
плакать
Ребенок плачет в ванной.
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
захватить
Саранча захватила все вокруг.