Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/3819016.webp
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
промахнуться
Он промахнулся и не забил гол.
cms/verbs-webp/47737573.webp
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
интересоваться
Наш ребенок очень интересуется музыкой.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
возвращаться
Собака возвращает игрушку.
cms/verbs-webp/859238.webp
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
заниматься
Она занимается необычной профессией.
cms/verbs-webp/99725221.webp
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
лгать
Иногда приходится лгать в экстренной ситуации.
cms/verbs-webp/120509602.webp
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
прощать
Она никогда не простит ему это!
cms/verbs-webp/124320643.webp
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
трудно найти
Обоим трудно прощаться.
cms/verbs-webp/18473806.webp
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
дождаться
Пожалуйста, подождите, скоро ваша очередь!
cms/verbs-webp/122398994.webp
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
убивать
Будьте осторожны, этим топором можно убить человека!
cms/verbs-webp/109434478.webp
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
открывать
Фестиваль был открыт салютом.
cms/verbs-webp/18316732.webp
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
проезжать
Машина проезжает через дерево.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wachten
Ze wacht op de bus.
ждать
Она ждет автобус.