Лексика

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/110233879.webp
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
создавать
Он создал модель для дома.
cms/verbs-webp/120193381.webp
trouwen
Het stel is net getrouwd.
жениться/выйти замуж
Пара только что поженилась.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
существовать
Динозавры сегодня больше не существуют.
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
нравиться
Ребенку нравится новая игрушка.
cms/verbs-webp/30314729.webp
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
бросить
Я хочу бросить курить прямо сейчас!
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
слушать
Он любит слушать живот своей беременной жены.
cms/verbs-webp/79582356.webp
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
расшифровывать
Он расшифровывает мелкий шрифт с помощью лупы.
cms/verbs-webp/122394605.webp
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
менять
Автомеханик меняет шины.
cms/verbs-webp/68212972.webp
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
отвечать
Кто что-то знает, может отвечать в классе.
cms/verbs-webp/23258706.webp
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
поднимать
Вертолет поднимает двух мужчин.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
обнаруживать
Моряки обнаружили новую землю.
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
высказываться
Она хочет высказаться своей подруге.