Vocabulário
Aprenda verbos – Holandês

overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
superar
As baleias superam todos os animais em peso.

weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
reencontrar
Eles finalmente se reencontram.

overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
atropelar
Infelizmente, muitos animais ainda são atropelados por carros.

zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
procurar
Eu procuro por cogumelos no outono.

vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
perguntar
Ele a pede perdão.

belonen
Hij werd beloond met een medaille.
recompensar
Ele foi recompensado com uma medalha.

smaken
Dit smaakt echt goed!
provar
Isso prova muito bem!

uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
explicar
Ela explica a ele como o dispositivo funciona.

parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
estacionar
Os carros estão estacionados no estacionamento subterrâneo.

verbranden
Je moet geen geld verbranden.
queimar
Você não deveria queimar dinheiro.

bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
cobrir
Ela cobre seu rosto.
