Woordenlijst

командувати

Він командує своєю собакою.

komanduvaty

Vin komanduye svoyeyu sobakoyu.

bevelen

Hij beveelt zijn hond.

усвідомлювати

Дитина усвідомлює сварку своїх батьків.

usvidomlyuvaty

Dytyna usvidomlyuye svarku svoyikh batʹkiv.

bewust zijn van

Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.

дзвонити

Хто подзвонив у двері?

dzvonyty

Khto podzvonyv u dveri?

bellen

Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

відкладати

Я хочу відкласти трохи грошей на потім.

vidkladaty

YA khochu vidklasty trokhy hroshey na potim.

opzij zetten

Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

наймати

Заявника прийняли на роботу.

naymaty

Zayavnyka pryynyaly na robotu.

aannemen

De sollicitant werd aangenomen.

оподатковувати

Компанії оподатковуються різними способами.

opodatkovuvaty

Kompaniyi opodatkovuyutʹsya riznymy sposobamy.

belasten

Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

годувати

Діти годують коня.

hoduvaty

Dity hoduyutʹ konya.

voeden

De kinderen voeden het paard.

висловлюватися

Вона хоче висловитися своєму другу.

vyslovlyuvatysya

Vona khoche vyslovytysya svoyemu druhu.

uitspreken

Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

викликати

Алкоголь може викликати головний біль.

vyklykaty

Alkoholʹ mozhe vyklykaty holovnyy bilʹ.

veroorzaken

Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

розписувати

Художники розписали весь стіну.

rozpysuvaty

Khudozhnyky rozpysaly vesʹ stinu.

schrijven op

De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

проходити

Вода була занадто високою; вантажівка не могла проїхати.

prokhodyty

Voda bula zanadto vysokoyu; vantazhivka ne mohla proyikhaty.

doorkomen

Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

мішати

Вона мішає фруктовий сік.

mishaty

Vona mishaye fruktovyy sik.

mengen

Ze mengt een vruchtensap.