Woordenlijst

Grieks – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/61280800.webp
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/107996282.webp
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/112970425.webp
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
cms/verbs-webp/117953809.webp
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/43483158.webp
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/108556805.webp
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/123380041.webp
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
cms/verbs-webp/123648488.webp
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.