어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/118232218.webp
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
보호하다
아이들은 보호받아야 한다.
cms/verbs-webp/28993525.webp
meekomen
Kom nu mee!
따라오다
지금 따라와!
cms/verbs-webp/117953809.webp
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
견디다
그녀는 노래를 견딜 수 없다.
cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
연결하다
이 다리는 두 동네를 연결한다.
cms/verbs-webp/102731114.webp
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
출판하다
출판사는 많은 책을 출판했다.
cms/verbs-webp/114091499.webp
trainen
De hond wordt door haar getraind.
훈련시키다
개는 그녀에게 훈련시킨다.
cms/verbs-webp/81740345.webp
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
요약하다
이 텍스트에서 핵심 포인트를 요약해야 한다.
cms/verbs-webp/127620690.webp
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
과세하다
기업은 여러 가지 방법으로 과세된다.
cms/verbs-webp/112286562.webp
werken
Ze werkt beter dan een man.
일하다
그녀는 남자보다 더 잘 일한다.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
수정하다
선생님은 학생들의 에세이를 수정한다.
cms/verbs-webp/118780425.webp
proeven
De chef-kok proeft de soep.
맛보다
주방장이 스프를 맛본다.
cms/verbs-webp/117897276.webp
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
받다
그는 상사로부터 인상을 받았다.