어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/102238862.webp
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
방문하다
오랜 친구가 그녀를 방문한다.
cms/verbs-webp/110056418.webp
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
연설하다
정치인은 많은 학생들 앞에서 연설을 하고 있다.
cms/verbs-webp/53064913.webp
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
닫다
그녀는 커튼을 닫는다.
cms/verbs-webp/10206394.webp
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
견디다
그녀는 그 통증을 거의 견디지 못한다!
cms/verbs-webp/49853662.webp
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
가득 쓰다
예술가들은 전체 벽에 가득 썼다.
cms/verbs-webp/28581084.webp
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
매달리다
지붕에서 얼음이 매달려 있다.
cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
잘게 자르다
샐러드를 위해 오이를 잘게 잘라야 한다.
cms/verbs-webp/46565207.webp
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
준비하다
그녀는 그에게 큰 기쁨을 준비했다.
cms/verbs-webp/87317037.webp
spelen
Het kind speelt liever alleen.
놀다
아이는 혼자 놀기를 선호한다.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
때리다
부모님은 아이들을 때려서는 안 된다.
cms/verbs-webp/88615590.webp
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
설명하다
색깔을 어떻게 설명할 수 있나요?
cms/verbs-webp/83548990.webp
terugkomen
De boemerang kwam terug.
돌아오다
부메랑이 돌아왔다.