어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/128644230.webp
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
갱신하다
페인터는 벽색을 갱신하고 싶어한다.
cms/verbs-webp/28642538.webp
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
그대로 두다
오늘 많은 사람들은 자신의 차를 그대로 둬야 한다.
cms/verbs-webp/121928809.webp
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
강화하다
체조는 근육을 강화한다.
cms/verbs-webp/71991676.webp
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
남기다
그들은 역에서 자신의 아이를 실수로 남겼다.
cms/verbs-webp/80060417.webp
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
달아나다
그녀는 자동차로 달아난다.
cms/verbs-webp/9435922.webp
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
가까이 오다
달팽이들이 서로 가까이 오고 있다.
cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
나가다
그 여자애들은 함께 나가는 것을 좋아한다.
cms/verbs-webp/123834435.webp
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
돌려주다
기기가 불량하다; 소매상이 그것을 돌려받아야 한다.
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
업데이트하다
요즘에는 지식을 계속 업데이트해야 합니다.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
돌려주다
개는 장난감을 돌려준다.
cms/verbs-webp/86583061.webp
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
지불하다
그녀는 신용카드로 지불했다.
cms/verbs-webp/123298240.webp
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
만나다
친구들은 함께 저녁 식사를 하기 위해 만났다.