어휘
동사를 배우세요 ― 네덜란드어

vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
갱신하다
페인터는 벽색을 갱신하고 싶어한다.

laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
그대로 두다
오늘 많은 사람들은 자신의 차를 그대로 둬야 한다.

versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
강화하다
체조는 근육을 강화한다.

achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
남기다
그들은 역에서 자신의 아이를 실수로 남겼다.

wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
달아나다
그녀는 자동차로 달아난다.

dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
가까이 오다
달팽이들이 서로 가까이 오고 있다.

uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
나가다
그 여자애들은 함께 나가는 것을 좋아한다.

terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
돌려주다
기기가 불량하다; 소매상이 그것을 돌려받아야 한다.

updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
업데이트하다
요즘에는 지식을 계속 업데이트해야 합니다.

terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
돌려주다
개는 장난감을 돌려준다.

betalen
Ze betaalde met een creditcard.
지불하다
그녀는 신용카드로 지불했다.
